De Hongaren zijn ervan overtuigd dat de Tokaj Aszú, geteeld op de hellingen van het Zemplen gebergte, de meest nobele van alle natuurlijke zoete wijnen in de wereld is. Lodewijk XIV, de Zonnekoning, noemde de Tokaj wijn al "de koning van de wijnen en de wijn der koningen".

De Tokaji Aszú is een unieke zoete witte wijn als gevolg van de onnavolgbare specifieke kenmerken van de lokale omstandigheden en de bijzondere ontwikkelingen van de specifieke druivensoorten gebruikt voor de Aszú.

Documenten uit het begin van de 16e eeuw maken geen vermeldingen over Tokaj als de grootste of meest vooraanstaande wijn producerende gebieden van Hongarije. De regio kreeg pas aandacht nadat de Ottomaanse invallers de zuidelijke uitlopers van het Hongaarse koninkrijk hadden vernietigd, inclusief de prachtige wijngaarden.

Het bijzondere karakter van aszú is te wijten aan een schimmel genaamd Botrytis cinerea, die bij een koele herfst opduikt en de druiven letterlijk aanvalt waardoor het fenomeen bekend als "edele rotting" optreed. In wezen verzwakt de schimmel de "huid" van de druif en droogt het de bessen uit, wat niet alleen zorgt voor concentratie van de stoffen binnenin, maar opmerkelijk overschrijft het de smaken en aroma's kenmerkend van de variëteit met een smaak die onmiskenbaar is dat als van botrytis.

Aszú is de Hongaarse aanduiding voor zowel de druif die aangetast wordt door botrytis als de zoete wijn gemaakt van deze druiven door bepaalde methoden. Het proces is zo precies dat de verschrompelde druiven met de hand geplukt worden. Deze nauwgezette hand-selectie van botrytis druiven is de de basis voor het maken van aszú wijn.